A
Ader: Bloedvat voor het vervoer van bloed van de verschillende lichaamsdelen naar het hart.
Aorta: Lichaamsslagader die vanuit het hart ontspringt en door de borstholte en buik loopt.
Aortaklep (lichaamsslagaderklep): Hartklep tussen linkerkamer en lichaamsslagader.
B
Boezem (atrium): Deel van het hart waar het bloed binnenstroomt.
H
Hartklep: Kleppen in het hart die voorkomen dat bloed terugstroomt.
Holle ader: Lichaamsader die het zuurstofarme bloed terug brengt naar het hart
K
Kamer (ventrikel): Deel van het hart van waaruit het bloed de slagaders wordt ingepompt.
Kransslagaders: Slagaders die de hartspier van zuurstofrijk bloed voorzien.
S
Slagader: Bloedvat waarin bloed stroomt vanaf het hart naar de verschillende lichaamsdelen